Geschiedenis Citroën

(bron wikipedia)

In 1905 begint André Citroen (de zoon van de van origine Nederlandse diamanthandelaar Levie Citroen die in 1873 naar Parijs verhuisde) een tandwielfabriek. In 1908 helpt hij het slecht renderende automerk Mors er weer bovenop met managementadviezen. In 1915 start hij een munitiefabriek, gebaseerd op de lopendebandtechniek overgenomen na een bezoek aan Amerika en Henry Ford. Tijdens de Eerste Wereldoorlog produceert deze fabriek meer dan 23 miljoen granaten. Uit dit succes betrekt Citroën het benodigde startkapitaal om een automobielfabriek te beginnen. Wederom wordt als voorbeeld de productiemethode van Henry Ford gebruikt. In 1919 introduceert Citroën de eerste aan de lopende band geproduceerde auto van Europa, de “Type A”, ontworpen door Jules Salomon. Deze 4-persoons 10 pk-wagen kostte toen 7.500 francs. Met dit type werd een serieproductie van tienduizend exemplaren per jaar begonnen. Hierbij kwam in 1922 de onsterfelijke 5 CV, beter bekend als de citroen of het klaverblad.

Citroën slaagde erin uit te voeren wat De Dion en Darracq hadden gepoogd

en bracht twee revolutionaire elementen in de Europese auto-industrie: massaproductie waarbij speciale machines (lopende band etc.) werden gebruikt en een kleine wagen die desondanks toch betrouwbaar en sterk tot bijna onverwoestbaar was.

Vanaf 1919 behaalde Citroën succes op succes met het bouwen van, dan nog, achterwielaangedreven personenauto’s en bestelwagens. Door zijn bijzondere manier van reclame maken verwerft het merk grote faam.

In 1919 neemt Citroën Adolphe Kégresse in dienst. Hij had een octrooi voor het gebruik van rupsbanden voor personenwagens. Diverse personenwagens van Citroën zijn in de periode 1921 en 1937 uitgerust met zijn uitvinding. De voertuigen van Citroën Kégresse konden in moeilijk terrein goed vooruit komen en ze werden gebruikt voor enkele beroemde expedities in Afrika. Citroën sponsorde deze expedities voor de publiciteit en om de aandacht op deze voertuigen te vestigen. Militairen kregen ook belangstelling en vooral het Franse en Poolse leger kochten grote aantallen die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog nog in gebruik waren.

Reclameadvertentie in het jaar 1923
In 1925 komt Citroën met het kloeke model type B12,

voorzien van een 10 pk motor en geheel stalen carrosserie. Een van de eerste wagens met 4-wielremmen. In 1928 introduceerde Citroën de Citroën C6. Deze zescilinder had een hoog rendement door een compressieverhouding van 6 op 1; voor die tijd zeer hoog.

Citroën organiseert wereldreizen per auto, zoals de “Croisière Noir” door Afrika, de “Croisière Jaune” door China en de “Croisière Blanche” door de Canadese Rocky Mountains. Citroën regelt de bewegwijzering in Frankrijk, stelt buslijnen in met Citroën bussen, verzorgt autoverzekeringen en zorgt voor een dicht distributienetwerk. De 8 pk-Citroën Petite Rosalie reed van 15 maart tot 17 juli 1933 een afstand van 300.000 km op het circuit van Linas-Monthléry met een gemiddelde van 93 km/h.

In 1933 verschijnt een 15 pk-model op de weg, uitgerust met de nieuwe motor van Citroën: de moteur flottant.

Zijn laatste geniale zet

waarmee hij in 1934 een ommekeer in de automobielindustrie teweeg weet te brengen, is de introductie van de Traction Avant, de eerste in een grotere serie geproduceerde voorwielaangedreven auto ter wereld (de eerste in serie gebouwde was de Cord L-29 van 1929 t/m 1932 in een oplage van 4400 stuks). De Traction Avant had een aantal heel bijzondere aspecten voor die tijd: als eerste natuurlijk de voorwielaandrijving, waardoor er weinig passagiersruimte verloren gaat aan een middentunnel in de bodemplaat. Verder gaat het om een geheel zelfdragende carrosserie waar geen apart chassis onder gemonteerd is en is het een van de eerste in Europa in serie geproduceerde auto’s met kopklepmotor. In de Verenigde Staten werden door Buick sinds 1903 al auto’s met kopklepmotoren geproduceerd.

Goklust en de ontwikkeling van deze Traction Avant

kosten hem echter zoveel geld, dat Citroën op de rand van een faillissement komt. In 1934 wordt het merk Citroën overgenomen door Michelin. Via nuchtere calculaties wordt drastisch gesneden in de ontwikkeling van de Traction en zo sneuvelt de poging tot het ontwikkelen van een automatische transmissie voor die wagen.

Op 3 juli 1935 om 9 uur overlijdt de inmiddels straatarme André Citroen aan de gevolgen van kanker. Straatarm, maar wel voortlevend in de geschiedenis als de man die vele bekende zaken als eerste heeft ingesteld: autoverzekeringen, autodealers, onderdelendistributie, openbaar vervoer per bus, bewegwijzering, bedrijfsmaatschappelijk werk, bedrijfsmedische dienst, de kindercrèche op het werk en zwangerschapsverlof. Hij wordt naar zijn laatste rustplaats in Montparnasse gereden in een Renault. Zijn laatste rustplaats wordt veel door Citroën-adepten bezocht en goed onderhouden.

Rond deze tijd wordt ook de Citroën 2CV ontwikkeld. Het ontwerp moest voldoen aan een aantal simpele criteria. Deze auto zou na de Tweede Wereldoorlog een doorslaand succes worden.

In 1900 koopt Citroën het alleenrecht voor een productiemethode die het mogelijk maakt om tandwielen met een V-vormige vertanding te produceren. Deze vorm werd verwerkt in het “dubbele chevron” logo. Op de grill van de “traction avant” is dit nog erg tweedimensionaal, al snel krijgt het de scherpe strakke styling die pas in 2009 werd losgelaten. De dubbele Chevron blijft, maar wordt afgerond tot wat in designerskringen al de “dubbele hondenneus” wordt genoemd. Eerder werden er al inconsistenties doorgevoerd, zoals bij de C4 WRC. De wijze waarop hier het logo in de grill is verwerkt, vloekt met het lange tijd gebruikelijke logo dat als sticker nog op de motorkap te zien is.

Het nieuwe logo is als eerste toegepast op de GT Concept. Het eerste productiemodel dat het logo draagt is de C3.

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog herintroduceert Citroën de Traction Avant en brengt het de 2CV op de markt. Met het model werd de complete automobielindustrie verrast, want aan dit model ontbrak elke luxe; maar wat men niet verwachtte, het werd een wereldsucces. In veertien jaar werden er meer dan een miljoen stuks verkocht. Het eerste prototype was al in 1936 gebouwd vanuit de opdracht een auto te ontwerpen waarmee een boer een mand eieren naar de markt kon brengen zonder dat er een brak. Bijzonderheden waren het linnen dak en de uitneembare banken voor een picknick in de berm van de weg.

Op basis van de 2CV zouden later andere versies volgen: onder andere Dyane, Mehari, Ami, Acadiane.

In mei 1954 introduceert het merk op de Traction Avant 15H

het beroemde hydropneumatische veersysteem. De in 1955 geïntroduceerde DS en ID worden hiermee wereldberoemd, wederom een ommezwaai zowel qua design als techniek. De auto wordt opgevolgd door de CX. De HY is de bestelwagen van de Franse fabrikant, die opgevolgd wordt door de C35.

Een 2-cilinder/4-tact van 600 cm3 de Ami wordt nog op 24 april 1961 gepresenteerd. Ook Panhard rijdt mee op de successen van Citroën. Door een fusie kan de fabriek succes boeken met het model 24CT, dat diverse overwinningen in menige rally boekt. Topsnelheid van deze uitvoering: 160 km/h.

Eind jaren zestig stond het marktaandeel van Citroën onder neerwaartse druk. Het daalde in Frankrijk van 31% in 1965 tot 23% in 1968 en Citroën raakte in de verliezen. Citroën zocht een partner en raakte in 1968 in gesprek met Fiat. Fiat stond er financieel beter voor en wilde buiten Italië uitbreiden. Citroen was sterk in grote personenwagens terwijl Fiat meer kleine wagens produceerde. Gianni Agnelli voerde gesprekken met François Michelin, die de leiding van Citroën in handen had. Fiat wilde de zeggenschap in de combinatie hebben, maar de Franse president De Gaulle was hier fel op tegen. Fiat kreeg toestemming om slechts een minderheidsbelang te kopen. Na de transactie kwamen er snel meningsverschillen over diverse onderwerpen en in de herfst van 1972 kwamen de eerste geruchten over een breuk naar buiten.

Citroën draait in de jaren zeventig enorme verliezen

deels doordat men in de ontwikkeling van een revolutionaire motor is gestapt, de zogenaamde Comotor – een wankelmotor. Ook heeft Citroën jarenlang geen model tussen de Dyane en de DS, waardoor de ontwikkeling van deze auto, de Citroën GS, enorm veel geld kost. Het overgenomen Italiaanse Maserati blijft eveneens verlies lijden.

In 1974 gaat Citroën failliet. Hoewel het over de zuinige 2CV beschikt, is het bedrijf slachtoffer van de energiecrisis die in 1973 de kop opsteekt. Uit angst voor een enorme ontslaggolf stelt de Franse regering voor om Citroën te laten fuseren met Peugeot. Hieruit komt in 1975 de PSA groep voort. Een van de gevolgen hiervan is dat de Peugeot 104 als Citroën LN op de markt wordt gebracht. Toch behoudt Citroën de eigen identiteit, hoewel de invloed van Peugeot wel duidelijk wordt. Aspirationeel merk Maserati wordt aan DeTomaso verkocht.

Aangezien Citroën op dit moment twee succesvolle nieuwe ontwerpen op de markt had (GS en CX) en Peugeot voorzichtig was in zijn eigen financiën, was de PSA-onderneming een financieel succes vanaf 1975 tot 1979. Dan kocht PSA de activa van Chrysler Europe voor één symbolische dollar; dat leidde echter tot verliezen van 1980 tot en met 1985. Vanaf juli 1979 werd Chrysler omgedoopt tot Talbot en zo bestond PSA voortaan uit Citroën, Peugeot & Talbot.

In 1982 presenteert Citroën de BX

als opvolger van de GSA, die overigens nog tot 1986 geproduceerd wordt. Door het uitgebreide gebruik van Peugeotonderdelen en het strakke design raken de liefhebbers ervan overtuigd dat Citroën zijn karakter zal verliezen. Niets is minder waar; ondanks het design en de Peugeotmotoren is de BX weer een echte Citroën met de kenmerkende noviteiten. Om een goedkoper model aan te kunnen bieden dat als vervanging kan dienen voor de 2CV komt in 1985 de in Roemenië geproduceerde Axel op de markt. Twee jaar later volgen de AX, bedoeld als opvolger van de 2CV, de Visa en de Axel. Daarmee komt ook een einde aan de luchtgekoelde boxermotoren die Citroën al sinds 1948 in de goedkopere modellen levert. Het echte grote nieuws komt in 1989 wanneer Citroën het doek aftrekt van de XM, de opvolger van de CX die al sinds 1975 in productie is. De XM wordt gekenmerkt door strakke lijnen, een sterk verbeterd hydropneumatisch veersysteem en nieuwe motoren.

De BX wordt begin jaren negentig opgevolgd door twee modellen.

Eerst in 1992 door de ZX, een model dat in de compacte middenklasse moet opereren en in 1993 door een middenklassemodel, de Xantia. In samenwerking met FIAT wordt in 1994 de Evasion gepresenteerd, de eerste MPV van Citroën. De Saxo volgt in 1996 de AX op. De Saxo is gebaseerd op de Peugeot 106, maar is enorm populair onder jongeren. De Berlingo wordt samen met de Peugeot Partner als bestelauto gepresenteerd. Het model volgt de C15 op. De Berlingo wordt ook als handige Multispace geleverd. Ook wordt in 1997 de Xsara als opvolger van de ZX gepresenteerd. Dit model is leverbaar als Berline (hatchback), Coupé of Break (stationwagen). Ook is er een MPV op basis van dit model, de Picasso.

Eind jaren negentig loopt de verkoop van Citroën enorm terug en wordt besloten een aantal conceptauto’s te presenteren en daarop nieuwe auto’s op de markt te introduceren. De Citroën C3 en de C6 Lignage laten zien waar de PSA Citroën heen wil sturen.

2000-2014

Citroën C4 Cactus, Auto van het Jaar 2014 in Spanje en in Denemarken
De naamgeving van de huidige range

verwijst naar de modellen uit het begin van het merk: C1, C2, C3, C4, C5, C6, C8. Daarnaast levert men ook nog de C-Crosser SUV in samenwerking met Mitsubishi op basis van haar Outlander.

De Citroën C3 was in 2002 een van de eerste auto’s nieuwe stijl die werd geïntroduceerd, niet lang daarna gevolgd door de C3 Pluriel, de cabrioletversie. De Citroën C5 die daarna werd gepresenteerd, maakt gebruik van hydropneumatische vering in de nieuwste uitvoering. Niet lang daarna werden de C2 en C4 op de markt gebracht. In 2005 werden de C1, een samenwerkingsverband met Peugeot en Toyota, en het nieuwe model C6, het voormalige Lignage project, geïntroduceerd. De Citroën C8 is ontwikkeld door PSA (Citroën en Peugeot (807) en de Fiat-groep (Fiat Ulysse en Lancia Phedra). In 2006 werd de C4 Picasso gepresenteerd als gezinsauto in uitvoeringen met vijf of zeven zitplaatsen. In oktober 2007 kwam de SUV C-Crosser op de markt. De C5 en de Berlingo kregen in 2008 een nieuw uiterlijk, hoewel de Berlingo ook nog steeds in het oude model te krijgen is (Berlingo First). In oktober 2009 kwam de eenvolumer Citroën Citroën C3 Picasso op de markt. Een verkoopsucces is de compacte eenvolumer (midi-MPV) Citroën C4 Picasso, bestseller in Europa.

In maart 2014 gaf PSA aan dat de DS serie waarschijnlijk als zelfstandig merk door zal gaan, dit in verband met een grote herstructurering binnen PSA. In 2015 is DS Automobiles opgericht.

Ook heeft het een aantal bestelwagens op de markt: de Berlingo, Jumpy en Jumper. Vanaf 2008 commercialiseert het merk ook de kleine bestelwagen Nemo.

(bron wikipedia)

This is custom heading element